Europees Parlement wil af van onbetaalde stages

Het Europees Parlement vraagt aan de Commissie om het bestaande kwaliteitskader voor stages in de Europese Unie te herzien. Een stage wordt vaak gezien als ‘een opstapje’ van de schoolbanken naar de arbeidsmarkt, maar het kader schiet tekort. “Dat sommige jongeren gratis, zonder sociale bescherming en aan absurde voorwaarden aan de slag moeten gaan in de hoop later te worden opgepikt door een werkgever, is absurd,” zegt Europees Parlementslid Kathleen Van Brempt. “We willen dat elke stage, buiten de opleiding, wordt vergoed.”

De problematiek van onbetaalde en slecht georganiseerde stages is niet nieuw. Ons land is overigens de slechtste leerling van de Europese klas. Amper 18 procent van de stages worden vergoed. Na een klacht van het Europees Jeugdforum werd België daar in februari vorig jaar nog op voor op de vingers getikt door het Europees Comité van Sociale Rechten. Steeds vaker vinden die stages plaats buiten de opleiding. “Stages vormen een brug tussen de schoolbanken en de arbeidsmarkt. Jongeren krijgen de kans om de werkvloer te leren kennen en een eerste ervaring op te doen,” zegt Van Brempt. “An sich is dat geen slechte zaak. Maar dat jongeren gedwongen worden gratis te werken om een eerste ervaring op te doen en hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten is onaanvaardbaar.”

Dergelijke stages dwingen jongeren niet enkel om ‘gratis’ te werken, doordat ze onbetaald zijn, is het voor veel jongeren überhaupt niet mogelijk om stage te lopen. “In de feiten maakt de praktijk van onbetaalde stages het voor jongeren net moeilijker om een eerste ervaring op te doen,” zegt Van Brempt. Ook de invulling van sommige stages en de voorwaarden die stagiairs opgelegd krijgen laten te wensen over. “Ze kloppen erg lange dagen, met weinig of onvoldoende begeleiding of moeten plotseling ’s avonds of in het weekend opdraven.”

Betere regels voor stages in kader van opleiding

Het Parlement wil dat de Commissie nu werk maakt van een nieuwe richtlijn rond kwalitatieve stages. Voor stages in het kader van een opleiding betekent dat er minimumvereisten moeten worden opgelegd rond de duur, het aantal werkuren, de begeleiding en de werkomstandigheden van de stagiair. “Die stages mogen niet langer dan zes maanden duren, tenzij er goede redenen zijn om de stage te verlengen,” zegt Van Brempt. “Bovendien moeten dergelijke stages altijd leiden tot een kwalificatie.” Nationale arbeidsinspecties en relevante autoriteiten moeten ook de mogelijkheid krijgen om wanpraktijken en slechte omstandigheden voor stagiairs te melden.

Minimumloon

Voor stages buiten de opleiding wil het Parlement dat stagiairs altijd vergoed worden. “Wie voltijds stage loopt, moet ten minste een loon krijgen dat overeenkomt met het minimumloon,” zegt Van Brempt. Werkgevers moeten een schriftelijke overeenkomst opstellen met vermelding van de duur van de stage en mogelijke verlengingsbepalingen. “Ook hier pleit het Parlement voor een kwalificatieverplichting,” zegt Van Brempt. “Na de stage moeten stagiairs een bewijs of certificaat krijgen van de verworven kennis en competenties als bewijs voor toekomstige werkgevers.” Niet enkel de verworven competenties moeten worden erkend, de stage moet ook in de latere loopbaan als werkervaring worden beschouwd.

Het Parlement wil dat werkgevers in de toekomst bij stagevacatures ook duidelijkere informatie meegeven over de voorwaarden van de stage, waaronder de beloning, de arbeidsomstandigheden, de verwachte taken en de voorziene ziekte- en ongevallenverzekering. “Stages mogen in geen geval een goedkope vervanging van bestaande arbeidsplaatsen zijn,” zegt Van Brempt. “Daarom willen we het vragen van eerdere ervaring verbieden. Ook hier moet de duur van een stage duidelijk beperkt worden.”

Tot slot vraagt het parlement om sociale partners en andere relevante stakeholders nauw te betrekken bij het opstellen, de implementatie en monitoring van de nieuwe regels rond stages. “Stagiairs moeten ook in staat worden gesteld om zich te laten vertegenwoordigen door vakbonden om hun rechten binnen het bedrijf, zelfs al is het voor een korte periode, te laten verdedigen.”

Vorige
Vorige

Europa wil werknemers beter beschermen tegen asbest

Volgende
Volgende

Meer transparantie in de strijd tegen loondiscriminatie